Snipper de ui en venkel. Niet te grof maar ook niet te fijn. Op deze manier houd je nog een beetje structuur in je risotto. Deknoflook mag wel ragfijn gesnipperd worden.
Smelt de boter in een pan en fruit hierin de ui, knoflook en venkel.
Wanneer deze glazig zijn voeg je de rijst toe. Deze bak je even mee.
Wanneer de korrels glazig worden blus je het geheel af met een goede scheut droge witte wijn.
Als deze verdampt is ga je beetje bij beetje de bouillon toevoegen tot je risotto gaar is. Blijf tussentijds proeven. Je merkt meteen of je risotto wel of niet gaar is. Proef je nog een korrel, dan moet je meer bouillon toevoegen. Is de rijst zacht, dan is hij gaar. Belangrijk is dat de rijst niet droog komt te staan maar je hem vochtig houdt.
Wanneer de rijst gaar is voeg je het sap en een zesde van 1 citroen toe. Dit maakt je risotto lekker fris.
Om hem extra romig te maken zou je er eventueel nog een klontje boter doorgeen kunnen mengen. Hierdoor gaat hij ook mooi glimmen.